De pleisteraars

Ze zoeken de oneffenheden in het stucwerk,
de koorts achter de schijnkoelte van het voorhoofd,
ze zien ook hoeveel moeite je hebt met de
fluistercampagne tegen jezelf.

Met het heimelijk verborgen houden van wie je bent,
met het krokodillengeweld in je lijf en zo gebeten
dat je de wonden verbergt, de littekens van alle pluggen,
van al het inkuilen. Of de ploeg die door je gezicht trekt

als je glimlacht, als je je steeds weer verslikt in de
ornamenten van alle zielenpijn, in het polijstverlangen
waar je al jarenlang mee rondloopt. Ze zien dat je de
onfraaie geplamuurd hebt, dat je in zeven sloten tegelijk

maar niet toegeeft dat het water je tot aan de lippen staat,
dat het in de vloer trekt, in je fundament. Dat je met een
merkelmes je bestaan steeds in je huid probeert te kerven,
in de hoop dat je op een dag wakker wordt en jezelf

zult herkennen. Dat je niet van mispelhout bent waarvan
de vruchten pas eetbaar zijn als ze beurs worden,
dat je zo lang moet rijpen dat niemand nog omkijkt naar het
bloeien. Nee, de pleisteraars zien je, ze vangen je op

voordat je valt, voordat je de grond raakt,
ontdoen je van alle houtteer, maken je behangklaar.
Ze gaan pas weg als je weer wat kleur op je wangen hebt.

Marieke Lucas Rijneveld